Ik ben ziek. Ik heb me in een lange tijd niet zo ziek gevoeld. Het lijkt alsof er een kettingzaag tekeer gaat in mijn buik, of dat een hamer mijn organen naar buiten probeert te slaan. Ik ben misselijk en dat is verschrikkelijk. Heel erg verschrikkelijk, want ik heb emetofobie. Voor wie het niet weet: emetofobie is de angst om over te geven. Ik mag absoluut niet overgeven. Het is verboden terrein. Ik zit nu aan mijn bureau zo min mogelijk te ademen en alleen door mijn neus. Ik drink ook kleine slokjes water.
De laatste keer toen ik zo ziek was, was ik ongeveer negen jaar oud. Ik wilde de wereld verbeteren, dus besloot ik oppermachtig te worden. Ik wist precies hoe ik dat voor elkaar moest krijgen. Het was een zonnige lentedag en ik vertoefde in de achtertuin. Ik wist dat superkrachten niet bestonden, maar dat was misschien omdat gewoon nog nooit iemand iets heeft gedaan waardoor je ze krijgt. Ik was er zeker van dat ik, met mijn intelligentie en potentie om professor te worden, de eerste zou zijn die echt superkrachten zou krijgen.
Ik ging die dag superkrachten krijgen.
En daarna de wereld verbeteren.
Ik hoefde alleen maar net zolang dingen te doen die nog nooit iemand eerder had gedaan, tot ik per ongeluk datgene zou doen waardoor ik ineens superkrachten bleek te hebben.
Dus ik pakte wat steentjes bij elkaar, deed ze in het midden van mijn zandbak, en rende er rondjes omheen. Eerst met de klok mee en dan andersom. Er gebeurde niks, dus blijkbaar was dit niet de handeling die mij superkrachten gaf. Ik nodigde mijn zesjarige buurjongen uit om in het midden van de zandbak te zitten, om vervolgens rondjes om hem heen te rennen. Eerst met de klok mee en dan andersom. Met armen omhoog, zijwaarts, of recht naar beneden. Het was immers mogelijk dat je niet rondjes om iets moest rennen, maar om iemand (ik moet toegeven dat ik eerst even twijfelde om dit te proberen want wat nou als ik per ongeluk de handeling deed waardoor hij superkrachten zou krijgen en niet ik. Toch nam ik het risico). Mijn buurjongen bleef braaf zitten, maar raakte er wel van in de war. Ik zei namelijk niet waarom we dit deden. Weer gebeurde er niets. Ik realiseerde mij hoe oneindig veel dingen je wel niet kunt doen, die nog nooit door iemand gedaan zijn.
Ik gaf niet op.
Ik groef gaten in de grond in de hoop per ongeluk een magische steen te vinden die mij superkrachten zou geven.
Ik schreef “superkrachten” op een stukje papier en begroef het in de kattenbak, omdat zeker weten nog nooit iemand eraan had gedacht dat je wensen daadwerkelijk uitkomen als je ze in een kattenbak begraaft.
Toen ineens werd het me helemaal duidelijk. Het was zo simpel dat ik het stom vond dat ik er niet eerder opkwam.
Ik moest een toverdrank maken.
De toverdrank hoefde slechts te bestaan uit ingrediƫnten waarvan nooit iemand heeft verzonnen om die met elkaar te combineren. Mijn achtertuin stond vol onkruid en planten, en ik bedacht me dat ik, zolang ik mijn instinct zou volgen, vanzelf de juiste combinatie bij elkaar zou zoeken. Ik liet mij dus door het lot begeleiden, verzamelde allerlei blaadjes en besjes, en prakte ze samen in een kom. Ik perste er sap uit en stopte de prut in een leeg parfumflesje uit mijn moeders slaapkamer. Ik vond dat parfumflesjes er van zichzelf al een beetje uitzagen alsof ze voor toverdranken bedoeld waren.
Maar ik was nog niet klaar. Ik had sterk het gevoel dat er nog een heel belangrijk ingrediĆ«nt miste. Alleen wat…?
Oh ja, natuurlijk, stom van me!
Fijngestampte stenen.
Het moment was aangebroken. De wereld zou nooit meer dezelfde zijn. Ik improviseerde nog gauw een toverspreuk en slokte het hele flesje leeg. Het was de smerigste smaak die ik ooit had geproefd. Maar zoiets heb je over voor superkrachten.
Tien minuten later was de nasmaak weggetrokken en ik voelde me prima! Ik probeerde het huis op te tillen, maar dat werkte niet, dus ik (en de wereld) moest geduld hebben.
Echter twintig minuten later voelde ik mij verschrikkelijk. Het begon met scherpe steken in mijn buik, die snel daarna overgingen in een brandende pijn en misselijkheid. En uiteindelijk had ik emmers vol overgegeven. Ik bleef in bed en moest twee dagen blijven liggen. Mijn ouders wisten niet wat er met me was, omdat ik ze niet over de toverdrank vertelde. Superhelden hebben immers geheime identiteiten.
Ik heb nooit mijn superkrachten gekregen. Wel emetofobie.
Ik voel mij een stuk beter nu, maar nog altijd niet goed genoeg om een huis op te kunnen tillen.